Jane Austen als zakenvrouw

Helaas niet meer aan toegekomen, maar belofte maakt schuld, dus hierbij wat ik had willen vertellen over wat volgens mij duidelijk maakt dat Jane Austen een echte zakenvrouw was.

Probleem was natuurlijk dat je als vrouw in die tijd, en zeker niet een vrouw uit Jane Austens maatschappelijke klasse, niet geacht werd direct met uitgevers te onderhandelen. Dat hebben we ook mooi kunnen zien in Miss Austen Regrets. Maar toen Henry ziek werd, moest ze wel, anders zou Emma nooit zijn gepubliceerd! Zo voelde dat blijkbaar voor haar.

Jane Austen had contact, direct of indirect, met drie uitgevers, Richard Crosby, Henry Egerton en John Murray. Alleen haar correspondentie met Murray is bewaard gebleven, en één brief aan Crosby, maar misschien heeft ze Egerton alleen maar persoonlijk gesproken. Egerton heeft Pride and Prejudice uitgegeven: “P. & P. is sold,” schrijft Jane op 29 november 1812 vanuit Chawton aan haar vriendin Martha Lloyd, en voegt daaraan toe:

Egerton gives £110 for it. — I would rather have had £150, but we could not both be pleased, & I am not at all surprised that he should not chuse to hazard so much.

Hoeveel dat was in onze tijd? Zoek het op in de  Currency Converter van het National Register of Archives! In elk geval is £110 veel meer dan wat ze van Crosby voor Susan had gekregen: £10 maar. Crosby heeft het boek nooit willen uitgeven – wat zal hij daar later spijt van hebben gehad! En Jane moest de £10 terugbetalen, wilde ze het manuscript terug krijgen. Daar was ze erg boos over, zoals uit de brief aan Crosby blijkt. Ze schreef die brief onder pseudonym, als Mrs Ashton Denis. Direct als Jane Austen naar hem schrijven, was natuurlijk ongepast, maar zo kon ze haar boosheid in haar handtekening (“MAD”)  uiten.

Van deze brief heeft ze een kopie bewaard, en dat deed ze ook met de kladversie, in potlood, aan John Murray, de brief die we in de Weston Library hebben gezien. Van Murray zelf zijn er geen brieven overgeleverd, maar wel van James Stanier Clarke, haar tussenpersoon met de Prince Regent wiens voorstel het was om Emma aan de prins (die een groot fan van haar was) op te dragen. En die haar ook een idee voor een roman probeerde te geven – daar heeft de familie Austen hartelijk om moeten lachen. Of Mr Haden daarbij was, zoals de film suggereert, weet ik niet.

Dan heeft ze nog een brief bewaard, afkomstig van de Countess of Morley, die een echte fan van haar was:

I have been most anxiously waiting for an introduction to Emma, & am infinitely obliged to you for your kind recollection of me, which will procure me the pleasure of her acquaintance some days sooner than I shd otherwise have had it — I am already become intimate in the Woodhouse family, & feel that they will not amuse  & interest me less than the Bennetts, Bertrams, Norriss & all their admirable predecessors — I can give them no higher praise —

Over de publicatie van Emma had Jane scherp onderhandeld met John Murray, en uiteindelijk besloten het boek in eigen beheer uit te geven. Dit schreef ze aan Cassandra:

Mr Murray’s Letter is come; he is a Rogue  of course, but a civil one. He offers £450- but wants to have the Copyright of MP. & S&S included. It will end in my publishing for myself I dare say. — He sends more praise however than I expected. It is an amusing Letter. You shall see it.

Van Emma verscheen een recensie van de hand van niemand minder dan Sir Walter Scott. Helaas een beetje teleurstellend, schrijft Jane, want waarom noemt hij de herdruk van Mansfield Park niet? Want dat had ongetwijfeld voor hogere verkoopcijfers gezorgd:

I return you the Quarterly Reveiw with many Thanks. The Authoress of Emma has no reason I think to complain of her treatment in it — except in the total omission of Mansfield Park. — I cannot but be sorry that so clever a Man as the Reveiwer of Emma,  should consider it as unworthy of being noticed.

En als dit alles niet genoeg is om te besluiten dat het schrijversvak voor Jane Austen heel belangrijk was, veel belangrijker dan haar familie na haar dood bereid was te erkennen, kijk dan naar het document “Profits of my novels” (te zien in de prachtige database Jane Austen’s Fiction Manuscripts) waarin ze bij hield wat de inkomsten uit Emma en Mansfield Park waren, en wat ze van Egerton had ontvangen voor de tweede editie van Sense en Sensibility: ‘over & above the £600 in the Navy Fives’. Blijkbaar had ze die £600 belegd in Navy 5 per cent annuities die tussen 1810 en 1821 werden uitgegeven – net als Cassandra deed met de £1000 die ze van Tom Fowle had geërfd.

Er staan nog een paar andere interessante documenten op de website van Kathryn Sutherland die het belang van Jane Austen’s schrijverschap in haar eigen ogen bevestigen. Die documenten zijn voor iedereen in te zien.

En tenslotte is er natuurlijk haar testament, opgesteld vlak nadat ze de inkomsten van haar romans had opgeteld, en zich realiseerde dat ze wat na te laten had. Geld en aandelen, ‘every thing of which I may die possessed’ (een standaard formule in testamenten) ‘or which may be hereafter due to me’ – haar copyright. Alles bij elkaar genomen wist Jane Austen aan het einde van haar veel te korte leven heel goed wat zij waard was. Beter uiteindelijk dan haar – mannelijke – familieleden, want direct naar haar dood heeft ook haar moeder een testament laten opstellen, en ook zij liet alles na aan Cassandra, ‘who [did indeed] die a very rich woman, you know’! Maar dat verhaal moet ik nog opschrijven.

Vrouwenmantel op het graf van Cassandra: hoe toepasselijk!

 

 

 

Advertisement
This entry was posted in Jane Austen trip. Bookmark the permalink.

Thank you for commenting on this post!

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s